Chrétien Breukers is geboren in Leveroy, als oudste zoon van Christ Breukers en Gré Breukers-Peeters. Zijn ouders dreven een kruidenierswinkel aan de Deckersstraat nummer 4, schuin tegenover de Mariakapel, die sinds 2011 weer in de oude luister is hersteld. De oudoom van Breukers, die onderwijzer was, bedacht voor deze kapel een spreuk: ‘Als gij dezen weg passeert / Toon dat gij Maria eert’.
Leveroy was (en is) een dorp waar ongeveer duizend mensen wonen. Behalve twee andere kruideniers woonden er voornamelijk boeren en kleine ambachtslieden, naast de onvermijdelijke hoofdonderwijzer, kapelaan en pastoor. Leveroy was te klein voor een eigen notaris en dokter. De voetbalclub, de fanfare en de schutterij waren belangrijke pijlers onder het sociale leven.
In Een zoon van Limburg, vertelt Chrétien Breukers over de impact van zijn geboorteplaats Leveroy op zijn leven buiten Limburg, dat nu al langer duurt dan dat binnen de provinciegrenzen. Pas nadat Breukers zijn geboorteplaats Leveroy verliet, werd hij zich bewust van zijn condition limburgeois, en net als Nederlanders die naar een ver land emigreerden voelt hij zich nu soms Limburgser dan in zijn jeugd.
Zijn geboorteplaats Leveroy en Limburg zijn de bron waar hij altijd uit is blijven putten, een bron die zijn eigen writer’s goldmine is. Of, in de woorden van Breukers zelf: ‘Tot mijn ontzetting schreef ik: Ja, ik wil een Limburgse schrijver zijn.’