Aan het eind van de negentiende eeuw ontstond bij kunstenaars en intellectuelen voor wie het kerkelijke christendom al lang had afgedaan, een nieuwe belangstelling voor religie en mystiek. Zij waren gefascineerd door de stille kracht en herlazen het werk van mystici als Hadewijch, Ruusbroec en Teresa van Avila. De waarheid van de mystiek bestond voor hen in de authenticiteit van de ervaring die ten grondslag lag aan het werk van mystieke schrijvers en in de artistieke eigenzinnigheid waarmee ze die ervaring beschreven, niet in de kerkelijke rechtzinnigheid ervan. In enkele gevallen werd de ontdekking van de nieuwe mystiek gevolgd door een overgang of terugkeer naar het katholicisme. Het beroemdste voorbeeld is de Franse schrijver van Nederlandse komaf Joris-Karl Huysmans (1848-1907), die geldt als de grootmeester van het decadentisme. De reacties op zijn terugkeer weerspiegelen de verschillen in beoordeling van wat ware en wat valse mystiek is.
Wat zich aan het eind van de negentiende eeuw onder kunstenaars en intellectuelen voordeed, manifesteert zich bij de overgang van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw op veel bredere schaal. Voor velen in de westerse wereld heeft het kerkelijk christendom afgedaan. Maar religie, spiritualiteit en mystiek worden tegelijk in brede kring herontdekt als een heilig spel dat ook en misschien zelfs veel beter buiten de kerkelijke instituties gespeeld kan worden. In de beoordeling daarvan scheiden zich ook nu de wegen.
Wat zich aan het eind van de negentiende eeuw onder kunstenaars en intellectuelen voordeed, manifesteert zich bij de overgang van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw op veel bredere schaal. Voor velen in de westerse wereld heeft het kerkelijk christendom afgedaan. Maar religie, spiritualiteit en mystiek worden tegelijk in brede kring herontdekt als een heilig spel dat ook en misschien zelfs veel beter buiten de kerkelijke instituties gespeeld kan worden. In de beoordeling daarvan scheiden zich ook nu de wegen.