Ellen wordt geboren in een verkeerd lichaam. Al als klein kind voelt ze zich een meisje terwijl ze in het lichaam van een jongen opgesloten zit. Toch blijft ze haar genderdysforie jarenlang hardnekkig onderdrukken. Op haar vijfendertigste bevindt ze zich als directeur van een energiebedrijf in een echte mannenwereld en staat ze zelfs op het punt te trouwen met een vrouw. Maar dan wordt ze – als het trouwpak moet worden uitgezocht – in de Bijenkorf in Maastricht op de roltrap richting de mannenafdeling overvallen door een heftige paniekaanval. Want voor de buitenwereld lijkt het haar misschien voor de wind te gaan, ze heeft te kampen met onverklaarbare lichamelijke klachten en gaat geestelijk door diepe dalen.
Ellen beseft dan dat de tijd rijp is om eindelijk echt zichzelf te durven zijn. Ze ziet er als een berg tegen op maar gaat de transitie naar vrouw met volle overtuiging aan. Die kerst schuift ze voor het eerst als vrouw aan tafel aan. Twee jaar later zijn haar fysieke en mentale klachten als sneeuw voor de zon verdwenen en voelt ze zich de gelukkigste vrouw op aarde.