Voor Noa, Robbe, Kees, Dook en kleuter Tibbe is het elke dag broerdag. Ze zijn onafscheidelijk en het maakt ze helemaal niets uit dat ze niet allemaal dezelfde ouders hebben. Samen bouwen ze hutten en ravotten ze in het bos – en als een van hen in de problemen zit, kan hij rekenen op de rest. Ze horen bij elkaar, wat er ook gebeurt.
Als Noa op een dag een paarse envelop ziet liggen met de naam van een advocaat erop, roept hij een broeralarm uit. Met z’n vijven gaan ze op zoek naar de brief, waarin ze woorden lezen die ze niet helemaal begrijpen, maar waarvan ze weten dat ze slecht nieuws betekenen: omgangsregeling, nieuwe woonsituatie, voogdij, ouderschapsplan… De vijf jongens besluiten dat ze niet zonder elkaar kunnen, maar wél zonder ouders. Samen lopen ze weg, het bos in, in de hoop dat ze zo bij elkaar kunnen blijven. Daar buiten in het bos, tussen de reeën, buizerds en insecten ontdekken ze wat ze echt aan elkaar hebben. Dat je soms niet alles aan elkaar kunt vertellen. En, uiteindelijk, de waarheid over de paarse envelop.