In 'Ontroerend goed' bekruipt een jonge vrouw na een kortstondig bezoek aan een Engels landhuis het gevoel met de dood te zijn besmet. Bij terugkeer in Nederland nemen de gebeurtenissen zo'n vreemde wending dat ze daarin weleens gelijk zou kunnen hebben.
De ikfiguur in 'Kliekjesdag' keert na decennia terug naar zijn geboortestad. Van die stad blijkt weinig over. En geldt datzelfde niet voor hem?
En 'Elvistranen' belicht Chabot het leven van Elvis-imitator Toon Nieuwenhuisen, die een aantal jaar geleden de wereldpers haalde met zijn huilende Elvis-beeld.
In 'Taxi' ontdekt de ikfiguur vele jaren na de dood van zijn vrouw waarom zij begraven wilde worden op een verafgelegen kerkhof. Als hij besluit het graf van zijn vrouw opnieuw te bezoeken, vraagt hij zich af of hijzelf wel tot de levenden behoort.
Met Elvistranen betoont Bart Chabot zich eens te meer een rasverteller.