Als het schijnt dat haar zoon iemand die ook een onveilige jeugd gehad heeft in diens werk dwarsboomt, wil ze dat hij dat ongedaan maakt en vraagt zich tegelijk of waardoor hij stijf en conformistisch is geworden. Ze begint herinneringen van vroeger en gebeurtenissen van nu op te schrijven, met verwondering, ironie, warmte en oprechtheid, en steeds met aandacht voor degeen tot wie ze zich richt: de zoon, diens vrouw, haar broer. Daarbij doet ze verrassende ontdekkingen.