Engels-Nederlandse Oorlogen is het tweede deel van de reeks Oorlogsdossiers. Een drama in drie bedrijven, binnen een kwarteeuw: 1652-1674. Over moordende concurrentie tussen Engeland en Nederland en hevige zeeslagen tussen beide mogendheden.
De ondertitel Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw duidt op de harde en wrede werkelijkheid van deze zeeoorlogen. Aan de hand van eigentijdse bronnen wordt aandacht gegeven aan de vele duizenden slachtoffers, de vernietiging van honderden schepen en de zorg en verdriet bij het thuisfront. Ooggetuigen doen daarover verslag. Ook wordt ingezoomd op techniek en tactiek van de oorlog: de inzet van grote aantallen scheepskanons, nieuwe typen oorlogsschepen, andere strategieën bij het manoeuvreren en de oprichting van het Korps Mariniers. Uiteraard komen zeehelden als De Ruyter en vader en zoon Tromp nadrukkelijk in beeld. Maar ook een onderbelichte zeeheld als Witte de With krijgt aandacht. Hij was het die tijdens de slag bij Ter Heijde in 1653 de vloot van de Republiek en het land zelf van de ondergang redde. De beroemde tocht naar Chatham (1667) wordt in perspectief geplaatst, onder meer door de relatie met de verwoesting van een grote koopvaardersvloot bij Vlieland in 1666 en de daarop volgende brand van West-Terschelling te leggen. De Waddeneilanden waren op Texel na onverdedigd. Chatham was niet het einde van de vijandelijkheden, maar de opmaat naar het (ramp)jaar 1672, toen ook Frankrijk zich bij de oorlogvoerenden voegde. Weer werd het land op en door het water gered. Oorlogspropaganda kreeg in deze kwarteeuw aan beide kanten vorm in gedichten en pamfletten. Informatie over verraad, spionage en politieke manoeuvres completeren het verhaal.
Het boek bevat afbeeldingen van (pen)schilderijen van vader en zoon Van de Velde, die als ware oorlogsfotografen gebeurtenissen tijdens deze drie oorlogen vastlegden. Aan het slot van het boek is een lijst van monumenten en musea opgenomen die de drie zeeoorlogen in herinnering brengen.
De ondertitel Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw duidt op de harde en wrede werkelijkheid van deze zeeoorlogen. Aan de hand van eigentijdse bronnen wordt aandacht gegeven aan de vele duizenden slachtoffers, de vernietiging van honderden schepen en de zorg en verdriet bij het thuisfront. Ooggetuigen doen daarover verslag. Ook wordt ingezoomd op techniek en tactiek van de oorlog: de inzet van grote aantallen scheepskanons, nieuwe typen oorlogsschepen, andere strategieën bij het manoeuvreren en de oprichting van het Korps Mariniers. Uiteraard komen zeehelden als De Ruyter en vader en zoon Tromp nadrukkelijk in beeld. Maar ook een onderbelichte zeeheld als Witte de With krijgt aandacht. Hij was het die tijdens de slag bij Ter Heijde in 1653 de vloot van de Republiek en het land zelf van de ondergang redde. De beroemde tocht naar Chatham (1667) wordt in perspectief geplaatst, onder meer door de relatie met de verwoesting van een grote koopvaardersvloot bij Vlieland in 1666 en de daarop volgende brand van West-Terschelling te leggen. De Waddeneilanden waren op Texel na onverdedigd. Chatham was niet het einde van de vijandelijkheden, maar de opmaat naar het (ramp)jaar 1672, toen ook Frankrijk zich bij de oorlogvoerenden voegde. Weer werd het land op en door het water gered. Oorlogspropaganda kreeg in deze kwarteeuw aan beide kanten vorm in gedichten en pamfletten. Informatie over verraad, spionage en politieke manoeuvres completeren het verhaal.
Het boek bevat afbeeldingen van (pen)schilderijen van vader en zoon Van de Velde, die als ware oorlogsfotografen gebeurtenissen tijdens deze drie oorlogen vastlegden. Aan het slot van het boek is een lijst van monumenten en musea opgenomen die de drie zeeoorlogen in herinnering brengen.