Guillaume van der Graft was de oudste jonge dichter van Nederland. Zijn echte naam was Willem Barnard, en hij was ook theoloog. Maar wie zijn psalmvertalingen zong, kende zijn gedichten niet, en wie hem als dichter waardeerde, kende de theoloog niet. Zo leefde en werkte een van de grootste Nederlandse dichters van de vorige eeuw in een merkwaardig vacuüm. Pas ver na zijn zeventigste, toen een generatie veel jongere dichters het werk en de dichter leerden kennen, kwam daar enige verandering in. Dat was niets te vroeg, want zowel inhoudelijk als voor wat betreft zijn monumentale voordracht, paste hij voortreff elijk bij de generatie van dichters als Menno Wigman, Hagar Peeters en Ingmar Heytze – alsof de tijd pas tegen het einde van de vorige eeuw eindelijk rijp was voor zijn poëzie. Ingmar Heytze heeft 125 gedichten uit Van der Grafts ruim zestigjarige publicatiegeschiedenis bij elkaar gezocht en de selectie van een uitgebreide, persoonlijke verantwoording voorzien.