Hoe nauwgezet en liefdevol hij de werkzaamheden van boswachter en houthakker en het landschap ook schetst, het indringendst zijn de zielsportretten die uit deze verhalen oprijzen. Van de kunstenaar als jongeman. Van die onuitstaanbare collega, een fenomenaal houtzager, socialist en pooier-buiten-het-hoogseizoen, wiens sympathieke kanten Maclean je bijna met tegenzin ook toont. En bovenal, in de titelnovelle, van zijn vader, Presbyteriaans dominee en hoofd van een gezin waarin ‘geen duidelijke scheidslijn tussen religie en vliegvissen' bestond, én zijn broer, krantenjournalist Paul. Een waar kunstenaar met de hengel was hij, maar ook iemand die zichzelf met drank, vrouwen en gokken steevast en steeds dieper in de nesten werkte.
Maclean roept de schoonheid en de subtiliteiten van het vliegvissen even krachtig op als de bewondering, het (on)begrip en de machteloosheid die de relatie tussen die drie mannen kenmerkt. In proza dat soms laconiek, soms lyrisch en altijd wijs klinkt.
Er stroomt een rivier doorheen bevat een begeleidend essay van Paolo Cognetti, de schrijver van De acht bergen die een groot bewonderaar van Maclean is.