De geschiedschrijving bloeit. Maar waarom weet dan vrijwel niemand wie Erasmus is, wat het poldermodel voorstelt en waarom de regering niet in de hoofdstad zetelt? Kennelijk botst belangstelling voor de eigen nederzettingsgeschiedenis met een zekere aversie tegen het nationale verleden. Liever vlucht men in de regionale historie of, veiliger nog, in die van de (eigen) stad of het (eigen) dorp. Beweegt men zich toch op het vlak van de nationale geschiedenis, dan bestaat de drijfveer eerder uit ontmaskering dan uit verwondering. Vaderlandse historici roepen daarbij graag uit dat niemand iets aan geschiedenis heeft, maar waarom wordt die quasi-terloops uitgesproken stelligheid zo weinig weerlegd? Zo kan men uit de geschiedenis heel goed leren dat deze een graaibak is voor de motivering van allerlei fraais en vreselijks, wat niet gek is om aan jongeren te onderwijzen en aan ouderen voor te houden. In dit essay onderzoekt Herman Pleij de verbintenis tussen heden en verleden aan de hand van het dwingende verband tussen Erasmus en een herzien poldermodel.