‘Tussen vechten en vluchten ligt een kavel die Vlaanderen heet/ waar men zuinig glimlacht en danst met veel sérieux,’ aldus een van de gedichten in deze tweede bundel van Max Greyson. In sommige opzichten is Et alors de talige ontmanteling van een gewest en zijn geschiedenis, van een dichter en zijn taal. Hier zoekt iemand een moedertaal, balancerend op de raaklijn van het Frans en het Nederlands. Et alors? Wat nu? Nu alles is gesloopt. Nu we bedorven en ontbonden zijn. Nu zelfs de liefde – want ja, deze gedichten zijn ook doordrenkt van liefde – nu zelfs de liefde zich niet meer laat vervoegen. En wat dan nog. Et alors?