De Argentijnse meester Jorge Luis Borges (1899-1986) debuteerde als avant-gardedichter, maar verwierf wereldfaam met zijn fantastische verhalen. In 1960 bundelde hij oudere verhalen met onuitgegeven gedichten: El Hacedor (De maker) was volgens hem zijn persoonlijkste werk. Van toen af begon hij geregeld vormvaste poëzie te publiceren.
De dichter zelf verklaarde die keuze door zijn toenemende blindheid.
Borges verhief de paradox tot poëzie. Zijn vormvaste verzen zijn even flitsend als zijn fantastische verhalen. Hij vond de poëtische formule van het perfecte sonnet. ‘Everness’ (Eeuwigheid) werd de titel van een gedicht waarin hij wilde voortleven.
Paul Claes koos de briljantste sonnetten van Borges en vertaalde ze met een al even schitterende virtuositeit.