Elk mens bereikt vroeg of laat zijn bestemming. ‘Want het lot is sterker dan de goden,’ lezen we in een gedicht met de toepasselijke titel ‘Bij toeval verwekt in het eenmalige’. Het eindigt dan ook met een royale huldeblijk: ‘Lang leve al dat voorgeslacht, dat ons zo achteloos heeft voortgebracht’. Dode moeders, kinderen en kleinkinderen, ziekte en lijden, jeugdherinneringen, liefde, dood en verlies, de troost van kunst en poëzie, al die bijwerkingen van het bestaan, in deze poëzie is het er allemaal, kijk maar: ‘het leven, je tikt ertegen, en het barst’.