De Italiaanse schrijfster Natalia Ginzburg geeft in deze roman een portret van haar familie en van het sociale leven in haar jeugdjaren. Aan de hand van herinneringen en losse gegevens wordt een levendig beeld geschetst waarin iedere persoon om de beurt de hoofdrol vertolkt: haar tirannieke vader, haar dromerige moeder, haar broers en haar zussen. De schrijfster zelf blijft op de achtergrond. Belangrijker echter dan de familiegebeurtenissen is de beschrijving van de sociale context waarbinnen de familie leeft: het Turijn tussen de twee wereldoorlogen, bevolkt door de belangrijkste figuren uit het politieke en culturele leven van Italië. De enigszins fragmentarische verhaaltrant wordt opgevangen door de rode draad in het verhaal: de bindende kracht van de taal; naast het anti-fascisme het meest kenmerkende van haar familie. Een van haar meest rijpe romans.