Tessa Leuwsha verhuisde in 1996 van Nederland naar Suriname, aangetrokken door de liefde en het avontuur van een land in opbouw. Zo’n vijfentwintig jaar eerder deed haar Surinaamse oma Fansi het omgekeerde. Wie was die vreemde tropenvrouw die opeens bij haar vernederlandste kinderen en kleinkinderen op de stoep stond? Tessa herinnert zich een strenge, zwijgzame vrouw die weigerde aardappels te eten. Waarom zweeg Fansi in alle talen over haar achtergrond? Waarom spreken haar kinderen elkaar eigenlijk nog maar nauwelijks? In Fansi’s stilte gaat Tessa Leuwsha op zoek naar het verhaal van haar grootmoeder en haar ooms en tantes, in Paramaribo, Nickerie, Eindhoven en de Achterhoek. Al lezend en luisterend beleeft zij de geschiedenis van Suriname en haalt zij Fansi, kind van een Engelse zendelingsdochter en een zwarte man, dichterbij.