Zeventig jaar geleden, op 27 december 1949, draagt een jonge koningin Juliana in het Paleis op de Dam de soevereiniteit over Nederlands-Indië aan Indonesië over. Viereneenhalf jaar eerder, op 17 augustus 1945, hebben in een voortuin te Djakarta Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van hun land uitgeroepen.
De algemeen aanvaarde mythe wil dat Nederland zich in de tussenliggende jaren krampachtig aan zijn Aziatische kolonie heeft vastgeklampt en deze met zelfs militaire middelen, inclusief oorlogsmisdaden, probeerde te behouden.
In werkelijkheid voert Nederland vanaf de rede van koningin Wilhelmina op 7 december 1942 een beleid van geleidelijke dekolonisatie, waarvan het doel is dat een Indonesië als een federale staat op voet van gelijkheid in een Unie met Nederland verbonden blijft. In november 1946 hebben Nederlanders en Indonesiërs daarover In het bergoord Linggadjati overeenstemming bereikt.
Waarom ging het dan toch zo gruwelijk mis, met 5000 dodelijke slachtoffers aan Nederlandse zijde en minstens 100.000 Indonesische doden als gevolg? Waarom kwam er niets terecht van een Indonesische federatie en bleef die Nederlands-Indonesische Unie een wassen neus? Waardoor was in de jaren vijftig de relatie tussen de voormalige kolonie en het voormalige moederland zo grondig bedorven? Wat had Nederland anders moeten doen?