In deze drie gesprekken uit de jaren zeventig van de achttiende eeuw bespreekt hij op bedrieglijk eenvoudige toon, in een vaak ironische stijl, de meest complexe vraagstukken. Zoals de vraag of je op eigen gezag de wet mag negeren als de toepassing ervan in jouw ogen onrechtvaardig is. In het tweede gesprek toetst hij de westerse seksuele moraal aan die van het `natuurvolk op Tahiti en in het derde gesprek praat hij met de vrouw van een maarschalk over de vraag of er een moraal kan bestaan zonder geloof. De dialoogvorm biedt steeds ruimte voor nuance én humor.
FILOSOFISCHE GESPREKKEN is vertaald en van een nawoord voorzien door Hannie Vermeer-Pardoen, die van Diderot eveneens de FILOSOFISCHE GEDACHTEN vertaalde.