van twaalf in een ogenschijnlijk leuk, zelfs kleurrijk, maar in
feite ongelukkig gezin. Zijn hardwerkende vader kan onverwachts
in enorme driftbuien losbarsten, zijn charmante maar
wispelturige moeder biedt geen houvast, en hij ziet het toch al
niet zo goede huwelijk van zijn gereformeerde ouders snel afbrokkelen.
De leden van het gezin misleiden elkaar, liegen als
het uitkomt.
Buiten, voetballend met zijn vriendjes, voelt Hidde zich veiliger
dan binnen. Meer en meer wordt hij een dagdromer en stijgt hij
op in fantasieën over heldendaden met de bal. Hij wapent zich
met stilzwijgen, met observaties van zijn opstandige broer die
door zijn vader wordt geslagen en vernederd. Zo overleeft hij
door slimheid en calculerend gedrag – op grote afstand van zijn
helden in het Nederlandse profvoetbal die in dit jaar, 1969, op
weg zijn naar de wereldtop.
Hidde is lang niet zo flink als zijn idolen in de stadions. Of toch
wel? Uiteindelijk doet hij een verwoede poging in dit aangrijpende
verhaal over voetbal, dat niet zomaar een spelletje is
maar een reddingsboei in een tijd van stijgende welvaart en afbrokkelende
zekerheden.