Vijftien gouden munten uit de erfenis van zijn grootmoeder zetten Elmer van der Breggen op het spoor van het goud dat de nazis tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Nederland hebben afgevoerd. Met de hulp van een excentrieke financiële adviseur en een charmante Duitse professor ontdekt Elmer hoe het goud uit Nederland naar Duitsland verdween en vandaar naar Zwitserland. Zijn speurtocht brengt hem in bunkers van Berlijn en in de zoutmijn waar de Amerikanen in de laatste weken van de oorlog het verborgen nazigoud ontdekten. In Nederland stuit hij op aanhangers van Florrie Rost van Tonningen, de weduwe van de NSB-president van De Nederlandsche Bank in de oorlog, en op de verborgen geschiedenis van zijn familie.