Over geluk en ongeluk, en vrienden die je overal kunt vinden
Frank woont in Berlijn, in het oostelijke deel van de stad. Zijn vader is in de Tweede Wereldoorlog gesneuveld en zijn moeder houdt in haar eentje een café open. Burkie, Franks grote broer, is niet alleen zijn held en beste vriend, hij is ook een soort vader voor Frank. Dan komt het moment waarop Frank alleen verder moet...
Frank is een dromer en zelfs zijn vreselijke stiefvader kan hem zijn dromen niet afnemen. Gelukkig vindt Frank altijd en overal vrienden.
Het leven van Frank wordt in drie delen verteld. In 1950 is hij zeven, in 1953 tien en in 1956 dertien jaar oud.