Een bejaarde dame, geboren in de Parijse voorstad Neuilly, is via omzwervingen tijdens de beide wereldoorlogen terecht gekomen in een Siberisch dorpje aan de rand van de steppe. Daar krijgt ze regelmatig bezoek van haar kleinzoon (de ik-figuur), bij wie ze met haar verhalen over vroeger een fictief en mythisch beeld van Parijs oproept. De jongeman komt uiteindelijk zelf in Parijs terecht, waar hij geconfronteerd wordt met de werkelijkheid.
De stijl van deze roman met autobiografische inslag is typisch Russisch: soms melancholisch en meeslepend. De uit Rusland afkomstige maar in het Frans publicerende schrijver (1957) is voor dit werk bekroond met de Prix Medicis en de Prix Concourt.