Als op een mooie augustusavond in de verte drie ruiters naderen, is het aan hen en de vermoeide paarden te zien dat zij een lange zware rit achter de rug hebben. De ruiters zijn de jonge Heer Gijsbrecht van het machtige slot IJsselstein en zijn schildknaap jonker Jan van Asperen, die eeuwig trouw zal zijn aan zijn meester. De derde is Fulco, de minstreel, die door zijn grote moed laat zien dat hij naast de liedjes die hij zo aardig zingt, een ridder wordt zonder vrees of blaam. Gijsbrecht is op weg naar zijn bruid Bertha van Arkel om met haar te trouwen op het prachtige kasteel Heukelom. Op het feest en het toernooi dat ter ere van de bruid en bruidegom wordt gehouden, blijkt dat de wrede en op macht beluste Hendrik van Vianen niet tegen zijn verlies kan. Voor het eerst in zijn leven wordt hij uit het zadel geworpen en verslagen door de Onbekende Ridder met de Gele Handschoen. Hendrik van Vianen zint op wraak en op een verraderlijke manier slaat hij wreed toe en maakt bijna voorgoed een eind aan het geluk van de lieve Bertha en Heer Gijsbrecht. Maar als de dappere Fulco met groot gevaar voor eigen leven Gijsbrecht uit de donkere kerker weet te bevrijden en de vrije burgers in opstand komen, beslist het zwaard van de dappere ridder Gijsbrecht wat goed en kwaad is...