Gare du Nord, het Parijse noordstation, is met name voor Nederlanders en Belgen de toegangspoort tot Frankrijk. Al anderhalve eeuw lang. Een kop-station, dus iedereen stapt uit. Op de stoep aan het einde van de perrons begint de andere wereld. Overweldigend, onweerstaanbaar.
Philip Freriks kwam er voor het eerst toen hij dertien was. Gare du Nord, terminus. Een omroepbericht als lotsbeschikking. Hij zou er zelfs in uniform bij de nachttreinen naar Londen of Kopenhagen staan. Met beleefde prevelementen.
Aankomst en vertrek, steeds weer nieuwe verhalen. Waar gebeurd. Over treinen en Frankrijk dat altijd aan het spoor ligt. Over de republiek met haar schaduwkanten en heerlijke hebbelijkheden. Verhalen van toen nu weer nagereisd.
Over Verlaine met de voeten op een stoofje, Jules Verne als notabel in Amiens, de Thalys op de frontlijn van de Eerste Wereldoorlog, de politicus als gesjochten jonker, Disneyland als ontsmet Tsjernobyl en het schip van de roze barones.
Philip Freriks (27 juli 1944, Utrecht) begon als 16-jarige middelbare scholier in de journalistiek en droomde toen al van Parijs. Hij was er slaapwagenconducteur, reclameman, student politieke wetenschappen en vooral correspondent. Eerst voor Het Parool, later de Volkskrant, en het NOS-Journaal. En bij een tussentijds verblijf in Nederland voor Le Monde. In 1996 werd hij presentator van het Acht Uur-Journaal van de NOS.
Hoewel je verwacht dat het over Gare du Nord en Parijs gaat, is het wat mij betreft voornamelijk een langzaam voortslepend geschiedenisboek. Ik heb het nog volgehouden tot de helft, toen heb ik het opgegeven. Veel droge jaartallen, namen, feiten, plaatsnamen maar maar weinig belevenissen van Philip zelf op de trein, in het station of in Parijs. Voor liefhebbers en kenners van Parijs in ieder geval nauwelijks feest van herkenning