Anna Achmatova (1889–1966) publiceerde aan het begin van haar carrière een aantal succesvolle bundels, vol poëzie van lief en leed, maar daarna zweeg ze door toedoen van Stalins censuur. Toch bleef ze schrijven, getekend door de revolutie, terreur en oorlog die zich tijdens haar leven voltrokken.
Ook haar persoonlijke leven was turbulent: haar eerste man werd gefusilleerd, haar laatste stierf in een strafkamp, en haar zoon werd decennialang gevangengehouden. Zelf werd ze verstoten uit de Schrijversbond. In haar gedichten verbindt ze haar persoonlijke leed met de Russische geschiedenis. Ze werd alom geprezen als heldin van het onderdrukte volk, toen ze in de jaren vijftig weer kon publiceren.
Achmatova’s stem klinkt, dwars door de tijd, onverzettelijk, warm en scherp. Dankzij de onvolprezen vertaling van Margriet Berg en Marja Wiebes zijn haar gedichten ook in Nederland tot klinken gekomen. Gedichten is een keuze van ruim driehonderd gedichten uit Achmatova’s oeuvre, waaronder de beroemde cyclus Requiem, en de lange gedichten Gedicht zonder held en De zee.