Lapo Mosca (bijgenaamd Mosca, 'de Vlieg') is een boerenslimme franciscaan, die zo weinig zitvlees heeft dat zijn abt hem er voortdurend op uitstuurt om 'zaakjes' op te knappen. In dit eerste avontuur van Lapo, dat zich in 1358 afspeelt tegen de achtergrond van de burgeroorlogen tussen Welfen en Ghibellijnen, moet hij voor zijn klooster een relikwie van de heilige Bartolo zien te bemachtigen. Tegelijkertijd onderzoekt Lapo de moord op een Florentijnse hoer; het lijk dat aan het begin van het boek op de oevers van de Arno aanspoelt, brengt de rusteloze minderbroeder op het spoor van spionage en bloedwraak, en leidt hem van Florence naar Siena, en van San Gimignano naar Imola. Onderweg raakt hij betrokken in een veldslag met de 'Grote Compagnie', een huurlingenleger dat het Toscaanse platteland onveilig maakt.