Roman over moeder en zoon
In Geen kunst wekt Péter Esterházy zijn gestorven moeder tot leven. Terwijl hij aan zijn roman werkt, bezoekt hij haar dagelijks. Tijdens het middageten praten ze met elkaar, en meestal over voetbal, met stip het favoriete onderwerp van zijn moeder. Steeds vertelt ze nieuwe verhalen. Over de jaren vijftig in Hongarije, over het ‘wonderelftal’ van Bern, over haar vriendschap met de voetbalgoden Hidegkuti en Puskás. De laatste maakte haar het hof en zorgde er in 1951 voor dat haar gezin niet werd gedeporteerd. Binnen de vier hoeken van dit speelveld positioneert de verteller zijn familieleden om hun bijzondere geschiedenis opnieuw gestalte te geven.