Het boek Geen sprookje beschrijft de relatie van Pascalle met een man met een Cluster B-persoonlijkheidsstoornis: borderline, anti-sociaal en narcistisch. Ray lijkt de ideale partner: aantrekkelijk, spannend en attent. Ze horen bij elkaar en de rest van de wereld is niet belangrijk, maar langzamerhand raakt Pascalle steeds meer verstrikt in zijn web van manipulaties en eisen. Ze komt terecht in een spiraal van bedreiging, stalking en mishandeling, tot ze een keuze moet maken, voor zichzelf en voor hun kind.
'Dagen gingen voorbij. Eten dat ze hem voorzette gooide hij in de vuilnisbak. Ze bestond niet voor hem. Nadat hij haar een week genegeerd had kwam hij de keuken in terwijl ze stond te koken. Uit het niets kwam zijn vuist achter in haar nek terecht. Een pijnscheut trok door haar schouderbladen. Hij trok haar aan haar paardenstaart naar zich toe en siste in haar oor: “Toch jammer dat je zo’n kutwijf bent. Gewoon het zoveelste lekkere wijf met een kutkarakter.” Ze negeerde het stemmetje in haar hoofd dat steeds vaker zei dat Ray niet zomaar een gefrustreerde jongen was met een moeilijke jeugd, maar dat er iets helemaal mis was. Ze wilde het gewoon niet. Niet haar Ray. Als hij stabiliteit en liefde zou krijgen kon het goed komen.'