Onderwijsinspecteur Karan uit Delhi voorziet in de jaren negentig in zijn levensonderhoud door smeergeld aan te nemen voor zijn baas, die dat op zijn beurt doorsluist naar de Congrespartij. Zijn dochter Anita, die weduwe is, woont met haar dochter Asha bij haar vader. Karan is dol op Asha, maar zijn liefkozingen blijven niet onschuldig. Wanneer hij betrapt wordt door Anita, breekt de hel los bij hem thuis. Anita werd zelf ook op zeer jonge leeftijd verkracht door haar vader. In dezelfde tijd wordt Rajiv Gandhi vermoord en komen er nieuwe verkiezingen. Karan zorgt op slimme wijze dat hij niet opgepakt of geliquideerd wordt, zoals zijn baas. Emotionele en materiele afhankelijkheid zorgen ervoor dat er geen keuzes gemaakt kunnen worden. Op knappe wijze construeert de Indiaas-Amerikaanse schrijver (1970) een omgeving die steeds transparanter wordt. Buitenshuis is Karan meedogenloos, maar thuis weet hij zich geen raad door zijn schuldgevoel.