Op zijn zestiende wordt hij weggestopt in een Belgische instelling voor verstandelijk gehandicapten van ‘de beweging’. Zijn moeder is terminaal ziek nadat ze een dubieuze alternatieve behandeling tegen kanker heeft gekregen. Dat is de grens. Jan loopt weg, leeft op straat, krijgt te maken met drugs en misbruik en belandt in een psychiatrisch ziekenhuis. In zijn hoofd hoort hij zijn stiefvader al zeggen: ‘Zie je wel…’
Dat nooit. Dus kiest hij een andere weg. Met hulp en vertrouwen uit soms onverwachte hoek worden wonden geheeld en trekt Jan ten strijde. Stap voor stap verovert hij zijn plek binnen het politiekorps. Terwijl zijn tegenstanders proberen de perfecte karaktermoord op hem te plegen door aangiftes, beschuldigingen en rechtszaken, doet hij samen met een journalist jarenlang in alle stilte onderzoek naar hen. Langzaam weet hij steeds meer mensen en instanties wakker te maken en groeit ‘Gekke Jantje’ binnen het korps uit tot specialist op het gebied van sektes en gesloten gemeenschappen. Bevrijd uit een onzichtbare wurggreep, zijn de rollen eindelijk omgedraaid.