van Aleksandr Poesjkin (1799-1937), gedichten geschreven in een
tijdsbestek van 22 jaar, van 1814 tot 1836. Hij licht de gedichten toe
en vertelt iets over het ontstaansproces van deze bundel, vijftien jaar
na zijn Poesjkinbiografie De buurman van God (Wereldbibliotheek, 2000).
'De ziel versmachtte haar ontwaken:
En zie, opnieuw verscheen je mij,
Gelijk geluk, een vluchtig smaken,
Gelijk een schone toverij.'