Zijn Osama bin Laden en al-Qaida werkelijk tot een dergelijke grote operatie in staat geweest? Gezien de aard en omvang van de aanslagen is duidelijk, dat achter deze perfect gecoördineerde aanvallen een nog veel minutieuzere voorbereiding steekt. Zowel technisch als logistiek zouden de aanslagen onmogelijk passen in de door de officiële autoriteiten gegeven verklaringen.
In dit boek wordt door de verzamelde feiten aangetoond dat de Verenigde Staten bij de gebeurtenissen van 11 september betrokken waren. Op verbijsterende wijze wordt duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen van 11 september bij de Amerikaanse staat ligt. De auteur toont met nog nooit eerder gepubliceerde bronnen en brisante insiderinformatie met bronvermelding aan dat George W. Bush en andere belangrijke betrokkenen van de Amerikaanse regering al vóór 11 september van de aanslagen afwisten. De Amerikaanse inlichtingendiensten hadden talrijke, serieus te nemen waarschuwingen ontvangen, die op een terreuraanslag op de VS duidden. Diverse agenten van de FBI, CIA en andere diensten hadden al op een op handen zijnde terreuraanslag gewezen. De hoofddoelen zouden gebouwen in Washington en New York zijn, en de aanslagen zouden begin of midden september plaatsvinden.
Tussen januari en juli 2001 werden door geheime diensten minstens veertig gevallen van mogelijke terroristische dreigingen aan Bush voorgelegd. De president en andere belangrijke regeringsleden blokkeerden echter alle informatie en onderzoeken. Voor de elfde september blokkeerden Bush en zijn regering systematisch het navorsen en opsporen van mogelijke terroristen. Onderzoeken werden voortdurend van hogerhand tegengehouden, iets wat de woede van veel agenten opriep. Medewerkers van de geheime diensten klaagden dat ze met handen en voeten gebonden waren.
Vastgesteld kan worden dat de regering van de VS niet alleen pogingen om de aanslagen te verijdelen saboteerde, maar ook dat de daarvoor verantwoordelijken beschermd werden. Van terrorisme verdachte personen werden niet bewaakt of vastgezet. Bush reageerde niet op herhaalde waarschuwingen voor de plannen van een aanslag, liet bewijsmateriaal verdwijnen en manipuleerde de officiële berichtgeving. De FBI en de CIA konden niets uitrichten omdat de regering van de VS en het ministerie van justitie dat op het hoogste niveau verhinderden.
In een bericht van UPI was te lezen: “De regering heeft politiemedewerkers, die onderzoek doen naar 11 september, verboden zich openlijk met de vraag bezig te houden of de president en andere hoogwaardigheidsbekleders voor mogelijke terreuraanslagen gewaarschuwd zijn.”
George W. Bush heeft zich met hand en tand verzet tegen het instellen van een onderzoekscommissie naar 11 september 2001. Zijn regering heeft zich zo lang mogelijk tegen de komst van die commissie verzet en pas onder dwang de door de commissieleden gevraagde documenten overlegd en getuigen opgeroepen.
Wat betreft de conclusies van deze commissie konden Bush en zijn regering opgelucht ademhalen. Het 567 pagina’s tellende eindrapport van de onafhankelijke commissie, die de terreuraanslagen van 11 september 2001 onderzocht, werd gepubliceerd op 22 juli 2004. Het bevat veel kritiek op de regering Bush en op de prestaties van de inlichtingen- en politiediensten, maar legt de schuld bij incompetentie en mismanagement. De commissie bevestigt keer op keer dat de veiligheidsdiensten en de regering Bush naar beste kunnen en geweten gehandeld hebben. Wat de regering Bush betreft, prees de commissie de inval in Afghanistan en de val van het Taliban-regime. Over de zin van de oorlog tegen Irak was de commissie echter opvallend zwijgzaam.
De leden van de commissie hanteerden twee belangrijke uitgangspunten. Ten eerste wilden ze voorkomen dat de belangrijkste staatsinstellingen, het ministerie van defensie, de geheime diensten en de president zelf geschaad zouden worden. Ten tweede wilden ze zoveel mogelijk informatie omtrent de achtergronden van de aanslagen van 11 september bedekken, om daarmee de aura van geloofwaardigheid te behouden en de publieke opinie en de familie van de slachtoffers tevreden te houden.
Het viel natuurlijk wel te verwachten dat de zogenaamde ‘onafhankelijke’ commissie tot niets zou leiden. Alleen al de term ‘onafhankelijkheid’ is verdacht. Het college bestond uit diverse notoire verdedigers van het Amerikaanse imperialisme. Alle tien leden zijn voorvechters van de Amerikaanse aanspraak op wereldheerschappij en vele ervan zijn lid van invloedrijke denktanks die in de Amerikaanse politiek de toon aangeven. Daarom is het ook niet opvallend dat de commissie verzuimde de belangrijkste vraag te stellen, namelijk: “Wie had er belang bij?” Het grootste belang bij de ramp van 11 september diende niet alleen de regering Bush en zijn wereldwijde machtspolitiek, maar ook en vooral een aantal multinationals, de wapenindustrie en de olieconcerns.
De belangrijkste vragen die door de gebeurtenissen van 11 september naar voren komen zijn: ging het hier uitsluitend ‘slechts’ om nalatigheid van de regering Bush, of werd bewust gekozen voor het toelaten van een terreuraanslag op Amerikaanse bodem. Hebben de machthebbers in Washington deze terroristische gruweldaden misschien gepland en werden deze door Bush en zijn naaste medewerkers actief gesteund, zodat er een excuus zou ontstaan om de reeds lang geplande oorlogen in Centraal-Azië en het Midden-Oosten te voeren?
Hoge veiligheidsmedewerkers uit de regeringen Bush en Clinton hebben bevestigd dat er voor die elfde september in de publieke opinie geen ruimte was voor het ondersteunen van een interventie in het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Pas na de aanslagen van 11 september 2001 werden dergelijke acties politiek mogelijk.
Moest een terreuraanslag de voorwaarden scheppen waaronder de machthebbers in Washington hun doel, Afghanistan en Irak veroveren en in de regio rond de Golf – het gebied met de grootste oliereserves ter wereld – de Amerikaanse hegemonie te verwezenlijken, konden realiseren? Werden de aanslagen van 11 september 2001 misschien met hulp en steun van de regering Bush uitgevoerd?
De vele bewijzen doen vermoeden dat de zogenaamde terroristen dubbelagenten waren. Stanley Hilton is niet alleen politcoloog, maar ook een zeer succesvol en gerespecteerd advocaat. Hij was stafchef van de republikeinse senator Bob Dole. Hilton beweert in een interview op 10 september 2004: “De negentien Arabische terroristen staan op de loonlijst van de FBI en de CIA. Zij dienden uitsluitend de ware schuldigen te camoufleren en hun opdracht was het spoor in de richting van de Islam te leggen.” Werkten deze zogenaamde al-Qaida-terroristen misschien voor de Amerikaanse inlichtingendiensten? Wanneer dat zo was, zijn de leden van al-Qaida, inclusief Osama Bin Laden zelf, daarvan op de hoogte?
Leugens, verdraaiingen en manipulaties vormen vaste onderdelen van de Messiaanse politiek in Washington. Maar wie bepalen die politiek, wie zijn de machthebbers achter Bush? Dit boek stelt veel van die onbeantwoorde vragen en ondubbelzinnige ongerijmdheden aan de orde. Wie nog niet weet, hoe Washington de wereld rijp maakte voor ‘de oorlog tegen het terrorisme’, kan niet om dit boek heen. Het boek is gebaseerd op een diepgaande analyse van de gebeurtenissen van voor, op en na 11 september 2001. Het boek begint met een historische inleiding zodat de lezer een beter zicht krijgt op datgene wat zich precies op die datum heeft afgespeeld.
Door het lezen van dit boek wordt de lezer automatisch lid van de jury. De in dit boek geleverde feiten en bewijzen zullen de lezer de weg wijzen het verschrikkelijke geheim van de macht, die achter de aanslagen van 11 september 2001 verscholen ligt, te onthullen. De lezers zullen als leden van de jury, na het lezen van dit boek, hun oordeel aan de hand van feiten en niet op basis van verdenkingen, kunnen vellen.
Dit boek dient ertoe bij te dragen dat zoveel mogelijk mensen zullen gaan beseffen wat hen in de komende jaren boven het hoofd hangt en waarom.