Foucaults debuut in de wereld van filosofie en sociale wetenschappen stelt ons een simpele vraag: is degene die wij ‘gek’ of ‘waanzinnig’ noemen eigenlijk wel ziek? Of is de waanzin juist een aspect van de rede, waarmee we in dialoog moeten blijven? Waar het standaardbeeld wil dat er steeds meer begrip is ontstaan voor de waanzin, laat Michel Foucault in Geschiedenis van de waanzin zien dat er sinds de Middeleeuwen eigenlijk weinig veranderd is. In vroeger tijden verbande men gekken naar het dolhuis, tegenwoordig huisvest men patiënten in een psychiatrische inrichting. Met veel aandacht voor historische details beschrijft Foucault hoe de verhouding tussen rede en waanzin weliswaar verschoven is, maar dat de waanzin datgene blijft wat verduisterd en buiten de rede gehouden moet worden.