Meer dan 1250 jaar geleden bouwde de Engelse monnik Lebuïnus – die de Saksen kwam bekeren – een houten kerkje op de plaats waar de IJssel doorwaadbaar was: het huidige Deventer. Honderd jaar later plunderden vikingen de handelsstad Dorestad en de kooplieden vluchtten naar deze plek, die gunstig lag op de kruising van handelsroutes over land en water. Toen vervolgens Utrecht door vikingen werd platgebrand, vond ook de bisschop er een veilig heenkomen. In de 14de en 15de eeuw groeide Deventer uit tot een jaarmarkt- en Hanzestad, maar het werd ook de stad van Geert Grote, waar de Moderne Devotie ontstond en zich via kooplieden over de wereld van de Hanze verbreidde. Deventer had bovendien een befaamde Latijnse School, die van groot belang was voor de verspreiding van het humanisme over Nederland. Tot in de 16de eeuw was Deventer de economische hoofdstad van het oosten. Toen de wereldeconomie veranderde, verloor zij haar aanzien aan Amsterdam en andere steden in het westen. Twee eeuwen lang was Deventer een provinciestad vol vergane glorie, maar in de 18de eeuw speelde zij al weer de intellectuele hoofdrol in de Oost-Nederlandse patriottenbeweging. In de 19de eeuw ontwikkelde Deventer zich al vroeg tot liberaal bolwerk. Ondernemende Deventenaren loodsten de stad de industrialisatie binnen, waarna ook het socialisme er een vroege voedingsbodem vond.