November 1904. De Brusselse politiecommissaris, Henri Peeters, is in zijn Vlaams geboortedorp om zijn vader te begraven. Hij vindt in de missaal van zijn vader een tarotkaart en een onverklaarbaar flesje met gele pillen. Onverwachts gaan die twee voorwerpen een rol spelen in het politie-onderzoek dat in de hoofdstad op hem wacht. In het Warandepark is namelijk het verminkte lijk gevonden van een jonge vrouw. Is het mogelijk dat Henri haar heeft gekend? Had zijn vader met haar te maken? Is het een prostituee? En is het toeval dat ze dezelfde naam draagt als de verongelukte tweelingzus van de politiecommissaris? Henri moet van zijn baas met zijn volle gewicht achter de moordenaar aangaan maar moet tegelijkertijd uitkijken naar de verdwenen en nog onbetaalde juwelen van de dochter van koning Leopold II, die uit een Duits gekkenhuis is ontsnapt.