Waarom ben ik zo gewoon, zo onopvallend, denkt ze.
Waarom heb ik geen grote bos met krullen of hele mooie zwarte ogen?
Ze wou dat ze bijzonder was. Dat ze zou opvallen.
Dan hoort Fien dat de koningin bij haar op school op bezoek komt en ze knutselt gauw een mooie hoed. Want koninginnen houden van hoeden.