Ze hoorde bij de haven.
Iedereen was dol op haar.
Meestal, als ik uit school kwam,
hoorde ik haar al
aan de overkant van het water.
Ze gakte anders dan andere ganzen.
Gijsje hield van spelen.
Ze hapte naar losse touwtjes
en trok veters los.
Als ze bij je op schoot zat,
trok ze aan de rits van je jas.
Ik heb Gijsje leren vliegen.
Dat vond ze moeilijker dan zwemmen.
We zetten haar op het dak van de schuur.
'Vlieg dan, Gijsje!' riep ik.
Ik deed het voor; zó met mijn armen.
Gijsje aapte me na.
Ze deed haar vleugels wijd en sprong.'
Gijsje' is het ontroerende verhaal over een jongen en zijn tamme gans. Het is geïnspireerd op een waar gebeurde geschiedenis in een havenstadje aan het IJsselmeer.