Na op klaarlichte dag overvallen te zijn door de liefde, besluit Rijker West zijn betrekking als assistent-bioloog op te geven. Vriend noch vijand kunnen veel begrip opbrengen voor Rijkers heilige roeping, of het nu de botte biologieprofessor Hugo Halfhooft is, Marc Ladders, de heteroseksuele journalist, Anita Boven, de snelle, opportunistische naaimachine, of z'n pornovriendje Rits. Alleen Rita Halfhooft, moeder van drie kinderen, maar nog steeds jong van hart, weet hij te overtuigen. Maar wie luistert er nu naar Rita Halfhooft?De wereld heeft geen oren naar Gods eigen muziek. De wereld denkt nuchter, pragmatisch en toekomstgericht. Liefde is een realiteit in blijven. Gods eigen muziek gaat over gevoelens die niet verkoopbaar, niet mededeelbaar, niet leefbaar of niet nuttig inzetbaar zijn. Het is een boek voor iedereen die nog een rest romantisch onbehagen koestert in dit onromantische tijdsgewricht.
Het is een hete zomer en de zon zet alles in een ander licht. Bevreemd kijkt Rijker rond in zijn appartement en wordt onrustig. Hij rijdt naar het bos voor ontspanning en krijgt een openbaring: Gods eigen muziek verspreiden. Het is de zuivere toon van eerlijkheid en Rijker wil nu anders, oprecht leven. Zijn vriendje Rits is niet meer dan een speeltje. Zijn baan als bioloog staat zijn roeping in de weg. Zijn baas Hugo is een mannetjesputter die overal ellende brengt. Alleen zijn melancholieke vrouw Rita heeft wel oren naar Rijker. Zij is dan ook de enige met een eigen geluid: het gefluit en gerochel van door tabak aangetaste longen. Rijker is niet opgewassen tegen de leugenachtigheid van de wereld en eenzaamheid is zijn deel. De verhaallijn van deze compacte roman is vrij eenvoudig, de personages wat karikaturaal, maar de stijl is een traktatie.