Anton Zorgdrager valt daar als jong arts tussen en wordt de protegé van Dr. Brzezezinska-Jansen, een Poolse reus, wereldbekend lepra-specialist. 'Gods Geuzen' volgt de leertijd van de jonge dokter in de wildernis, in de schaduw van zijn mentor, en later in bezet Nederland.
Toen het boek na de oorlog verscheen werd het opgehemeld en verguisd. Predikanten preekten ertegen, priesters hielden het de gemeente voor als een getuigenis, Nederlandse critici, die in die dagen geen blad voor de mond namen, noemden het 'een muil voor speeksel', 'het meest indrukwekkende boek van de eeuw', 'een monument van modder' en 'een grandioze roman'.
In het buitenland reageerde men wat rustiger: de New York Times noemde het wereldliteratuur en de Londense Observer schreef 'De Hartog roept in vele instanties het oerwoud en de wildernis overtuigender op dan Joseph Conrad'.
Hoe dan ook, 'Gods Geuzen' is een klassieke roman in onze literatuur; wie eenmaal in de ban van Jan de Hartog is, komt daarvan niet meer los.