Ruim zes maanden leefde hij tussen de bevolking van Bamako als peacekeeper in de VN-vredesmissie MINUSMA. Gedurende deze periode schreef hij zijn tweede boek met daarin verhalen over zijn werkzaamheden en de gevaren die deze missie met zich meebracht. Over het dagelijks leven in de bruisende hoofdstad van Mali. Met aan de ene kant de armoede waarmee hij regelmatig werd geconfronteerd en aan de andere kant de kleurrijke, vriendelijke en hardwerkende inwoners van deze stad. Verhalen over zijn zoektocht naar een gehandicapt meisje, over het belangrijkste feest van het jaar: het offerfeest, over zijn diepgaande gesprekken met een schilder en tevens tolk uit Bamako en over de vele fietskilometers die hij maakte met jonge Afrikaanse wielrenners in en rond de hoofdstad. De missie bracht hem dichter bij het Malinese volk dan hij zich ooit had kunnen voorstellen, voordat hij eraan begon.