In de zomer van 1995 wordt Jef Geeraerts geconfronteerd met de dood van twee geliefde wezens. Levenshonger, erotiek en nostalgie blijken de enige remedie te zijn tegen de acute sterfangst die hem bevangt. Hij herinnert zich hoe hij veertig jaar eerder, in Belgisch Kongo, onder invloed van de jonge zwarte vrouw Mbala uit zijn beklemmende westerse keurslijf kon losbreken. Hun gepassioneerde leven kwam abrupt ten einde toen in een rivier goud werd gevonden. Die ontdekking zou jaloezie, chantage, en uiteindelijk zelfs moord veroorzaken.
Goud verweeft op briljante wijze Geeraerts' hedendaagse bestaan met de zegeningen en gruwelen uit zijn verleden.