Vanaf de jaren vijftig maakte de schrijver met zijn vrouw Lousje jaarlijkse wandeltochten in voornamelijk Frankrijk, en het liefst in de Auvergne. Van iedere vakantie werd een uitvoerig dagboek bijgehouden dat later werd gebundeld onder de titels Terloops, Buiten schot en Gaandeweg.
Maar ook in de romans Bij nader inzien en Het Bureau laat Voskuil zijn alter ego Maarten Koning veelvuldig wandelen. Eind jaren vijftig beginnen de dagelijkse wandelingen naar en van zijn werk aan het Instituut voor Dialectologie, Volks- en Naamkunde. Tussen de middag maakt Maarten meestal een wandeling over de grachten of een ‘ommetje’ naar de Amstel. Er wordt ook geregeld ‘buiten’ gewandeld: op weg naar de ‘Boerenhuisclub’ door het Arnhemse Sonsbeekpark, na een vergadering van de Zeemuseumcommissie over de dijk van Enkhuizen naar Hoorn. In de weekends trekken Maarten en Nicolien er samen op uit. Voor Maarten is het vaak een vlucht naar buiten. Pas op afstand van het Bureau en andere mensen vindt hij geheel zichzelf en voelt hij zich bevrijd.