De slotbeelden plaatsen Grootzijls teloorgang in het licht van een verre toekomst niet in dat van de eeuwigheid. Zó zijn die beelden trouwens al weemoedig en troostend genoeg.
Uit de expres brokkelige, zakelijke en desolate manier waarop Krol de would-be-opkomst en de deerniswekkende ondergang van een noordelijk havenstadje beschrijft, bloeit een sentimentaliteit zonder enige bijsmaak op. Krol bewijst zo zijn eigen stelling dat het zachte alleen binnen het kader van het harde getoond kan worden.