Enkele weken nadat Maud Vanwalleghem hoogzwanger de eed als senator aflegt, sterft haar zoontje Hector aan een stofwisselingsziekte. Er volgt een intense periode van rouw- en traumaverwerking waarbij ze zich als nieuweling door het woelige landschap van de partijpolitiek probeert te bewegen.
Door te schrijven probeert ze te begrijpen wat haar overkomt en vooral, wat Hector overkomen is. Het doet haar patronen ontwaren, over hoe we als maatschappij omgaan met geboorte, dood, en alles ertussenin. Want als er één ding erger is dan je kind zien sterven, is het dat je kind dat niet kán leven niet mag sterven. Dat Hectors sterven hem lange tijd niet gegund werd, is een wrang orgelpunt in hoe een doorgedreven controle- en interventiedrang in dit IK-tijdperk ten koste gaat van menselijkheid. Dit is een openhartig pleidooi om opnieuw verbinding aan te gaan, in een besef dat we kwetsbaar en afhankelijk zijn. Alleen op die manier kunnen we een menswaardig leven leiden en beseffen wat een voorrecht het is om dat leven te kunnen leiden.