In de novelle "De heilige van de berg Koya" (1900) maakt een jonge rondtrekkende monnik een tocht in het afgelegen gebied rond de berg Koya waar hij een pad neemt dat zelden wordt gebruikt. Alleen in het bergwoud doet hij een reeks nachtmerrieachtige ervaringen op. In het donker wordt hij vanuit de bomen besprongen door een zwerm bloedzuigers die op zijn bloed uit zijn. Hij vervolgt zijn weg en wordt door huiver bekropen als hij op een pad beland dat bezaaid is met slangen. Uiteindelijk verlaat de monnik het woud en ziet al spoedig een huis. Het wordt bewoond door een betoverende jonge vrouw. Ze blijkt een verleidster die beschikt over mysterieuze krachten en hij raakt volledig in haar ban. Na een aantal erotisch getinte ervaringen met haar en na huiveringwekkende gebeurtenissen in het huis besluit hij te vertrekken, verscheurd tussen zijn verlangen naar de vrouw en zijn plichten als rondtrekkend monnik. Weer op pad ontmoet hij bij een waterval een oude man die hem verteld aan welk verschrikkelijk lot hij is ontsnapt. 'De wereld van Kyoka is een prachtige maar ongrijpbare wereld, een wereld van schaduwen waarin het licht zich met de schaduwen mengt tot onvergetelijke patronen. Zijn taal is rijk en beeldend.' - Donald Keene 'Van alle schrijvers uit de hele moderne Japanse literatuur is Kyoka Izumi de enige die een genie genoemd kan worden.' - Yukio Mishima Vertaald uit het Japans en van een nawoord voorzien door Jos Vos