In december 2002 hoorde Ivan Wolffers dat hij kanker had en werd hij, de gezondheidsactivist die altijd met andermans problemen bezig was, zelf onderwerp van onderzoek en medicatie. Vrijwel onmiddellijk is hij gaan bijhouden wat hem allemaal overkwam. Aanvankelijk dacht Wolffers dat hij álles wel wilde doen om door te kunnen leven. Maar al snel merkte hij dat hij door de hormoonbehandeling om de prostaatkanker tegen te gaan, veranderde van een viriele man in een 'zachte, onbehaarde eunuch', met een groot verlangen naar de verdwenen geilheid. In rake observaties, beeldende herinneringen en nuchtere gesprekken met zijn vrouw, zijn vrienden, familie en zijn behandelende artsen, probeert Wolffers uit te vinden of leven niet belangrijker is dan doorleven.