De bundel opent met een fascinerend tweeluik over Antigone, de klassieke heldin uit Sophocles' gelijknamige treurspel. Zij staat als rebel en bewuste paria model voor het heimwee naar menselijkheid, een thema dat ook in andere stukken wordt aangesneden. Antigone verbeeldt voor Hermsen de radicale, compromisloze houding van de kunstenaar die weigert het op een akkoordje te gooien met politieke machthebbers, maar die daarmee het eigen leven en dat van anderen in gevaar brengt.
De verhouding tussen kunst, filosofie en politiek is een terugkerend thema in deze bundel. In het tweeluik over Hannah Arendt, filosofe tegen wil en dank die net als Harry Mulisch 'het proces van de eeuw tegen Eichmann' versloeg, staat de kwestie van banaliteit van het kwaad centraal die voortkomt uit gedachteloosheid. In een ander essay plaatst Hermsen kritische kanttekeningenbij de manier waarop Georges Bataille het gebruik van geweld legitimeert ten behoeve van de eigen extatische ervaring. Liever volgt ze Ingeborg Bachmann bij haar zoektocht naar het ontzegbare. Het essay over de in Nederland te onrechte nog onbekende filosofe Sarah Kofman geeft een inkijkje in de meeslepende manier waarop Kofman het werk van Nietzsche en Freud ontrafelt. Als rode draad door dit en andere essays loopt de vraag wat de kunst en het denken nog vermogen in politiek onrustige tijden.