De jonge Herman Visch, hoofdpersoon van Heldenjaren , meent dat hij is voorbestemd tot een groots en weergaloos leven. Aan deze op niets gebaseerde verwachting ontleent hij een merkwaardige zekerheid, die hem ertoe brengt consequenties te ontlopen en zich zo veel mogelijk afzijdig te houden. Thomése zelf: 'Heldenjaren gaat over hoogmoed en lulligheid, over de soevereiniteit van de onbeperkte mogelijkheden en de angst de hoop te verliezen, het gaat over zich terugtrekken wegens vermoedens van falen en over de weerzin tegen het praktische en het heden. Het gaat, zie ik nu, over mijzelf.'