Het A.P. Beerta-Instituut, het vierde (en dikste) deel van Het Bureau omspant de jaren 1975-1979.
Als gevolg van Beerta's uitschakeling komt de verantwoordelijkheid voor de koers van de afdeling geheel bij Maarten Koning te liggen. Met zijn optreden in de voorafgaande jaren heeft hij het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. De Europese Atlas heeft door zijn toedoen op het congres in Hongarije de doodsteek gekregen. En de samenwerking met de Vlaamse redacteuren van Ons Tijdschrift is door zijn kritiek op de opvattingen van Pieters praktisch onmogelijk geworden. De noodzaak om aan het vak een nieuwe grondslag te geven en met een handjevol mensen, zonder hulp van buiten, een tijdschrift te vullen, verhoogt de werkdruk op de afdeling. Dat veroorzaakt spanningen tussen Maarten en zijn medewerkers, maar trekt naarmate de werkdruk toeneemt ook scheuren binnen de afdeling, die hij niet dan met verliezen en met grote moeite weet te krammen. Tegelijkertijd neemt de druk van buiten voelbaar toe. Het hoofd van de afdeling Wetenschapsmanagement van het Departement brengt tot tweemaal toe een bezoek aan het Bureau en een ogenblik ziet het ernaar uit dat het zal worden wegbezuinigd. Het Hoofdbureau probeert zijn greep op het Bureau te verstevigen door steeds hogere eisen te stellen aan de samenwerking tussen de afdelingen en de verantwoording van de werkzaamheden, en door de benoeming van een Wetenschapscommissie die als taak krijgt daarop toe te zien. Als gevolg van het klimmen van zijn jaren steeds meer verantwoordelijkheden op Maarten af. Een aantal tijdrovende bestuursfuncties kan hij niet afslaan, waardoor hij dicht bij de grenzen van zijn incasseringsvermogen komt. Dat het lachen de betrokkenen in dit steeds grimmiger wordend klimaat vaak vergaat, hoeft niet te verbazen. Niettemin zijn er ook ogenblikken van een plotseling opbloeiend saamhorigheidsgevoel, van gewoon menselijk verdriet en van vrolijkheid, terwijl er voor de lezer die gevoelig is voor de absurditeiten in het menselijke verkeer opnieuw veel valt te genieten. Het slot, waarin de afdeling zich bij een uitstapje in Drente nog eenmaal hecht aaneensluit en het hele Bureau zich enkele dagen later onder de nieuwe naam A.P. Beerta-Instituut op een groepsfoto laat vereeuwigen, lijkt zelfs uitzicht te bieden op een zonniger toekomst. Dat dat maar schijn is, zal in de volgende delen blijken.