In de Hofvijver, pal naast het Binnenhof, drijft op een kille ochtend in augustus 1941 een lijk. Het is de Brusselse kunstexpert Joseph Foulon, die voor het naastgelegen Mauritshuis bezig was een opgedoken werk van de meesterschilder Frans Hals te onderzoeken. Een dag na de vondst van het lichaam blijkt dat het bewuste paneel, Lachend meisje, is verdwenen en vervangen door een vervalsing.
Charlie Swieninck, chef van het Bureau Bijzondere Delicten van de Haagse politie, gaat op zoek naar de moordenaar en de dief. Hij krijgt hulp van kunsthistorica Rosalie Callenbach. Die maakt hem vertrouwd met de complexe kunstwereld, die wemelt van de hebberige kopers, charlatans, vervalsers en kenners. Niet alleen het Mauritshuis wilde de Hals kopen, ook de machtige Duitse rijksmaarschalk Hermann Göring heeft listige handlangers naar voren geschoven om het portret in handen te krijgen.