Karskens vertelt over de opvoeding van Faber in een fanatiek NSB-gezin en hoe hij uitgroeit tot een 'beroepsmoordenaar' die werd veroordeeld voor het medeplegen van 22 moorden. Met nabestaanden van de slachtoffers spreekt Karskens over de traumatische gevolgen. Sinds zijn ontsnapping in 1952 woont Faber als vrij man in Duitsland. Karskens zoekt Faber op en verwijt de Nederlandse en Duitse autoriteiten laksheid bij de opsporing van deze laatste Nedernazi. Hun beleving, samen met die van zijn eigen verzetsfamilie, smeedt hij tot een verhaal over de problemen en gevoelens van de tweede en derde generatie oorlogskinderen.